Ongetwijfeld mag Desiderius Erasmus beschouwd worden als de beroemdste zoon van ons bisdom – als we maar bedenken dat begin zestiende eeuw het diocees Rotterdam nog niet bestond. Deze streken vielen toen immers onder het bestuur van de bisschop van Utrecht. Erasmus zelf voelde zich overigens eerder Europeaan dan Hollander. Een groot deel van zijn leven verbleef hij in België, Frankrijk, Engeland, Italië, Duitsland en Zwitserland. Niettemin noemde deze humanist zichzelf in het Latijn, de toenmalige internationale geleerdentaal, Roterodamus: ‘van Rotterdam’.
Op 1 maart 2016 is het precies vijfhonderd jaar geleden dat Novum Instrumentum verscheen, Erasmus’ tweetalige editie van het Nieuwe Testament. Hierin liet hij de Griekse grondtekst en zijn eigen Latijnse vertaling naast elkaar afdrukken. Dat Erasmus het waagde om het Latijn van de Vulgaat te verbeteren, bracht geleerd Europa in hevige beroering. Zijn editie wekte groot enthousiasme maar ook felle kritiek. De tekst van de toen al ruim duizend jaar oude bijbelvertaling van Hiëronymus gold als onfeilbaar en Goddelijk geïnspireerd. Zijn eigen editie beschouwde Erasmus zeker niet als onfeilbaar; hij liet nog vier keer een verbeterde uitgave drukken, in 1519, 1522, 1527 en 1536.
Erasmus (1469?-1536) publiceerde tijdens zijn leven ongeveer honderd boeken en schreef enige duizenden brieven aan bevriende geleerden in heel Europa. Deze teksten worden nog steeds uitgegeven, vertaald en gelezen. Ze bevatten denkbeelden over beschaving en opvoeding, over taal, over geloof en politiek die vaak nog heel actueel zijn. Niet zelden weerklinkt in het werk van Erasmus kritiek op de kerk. Maar breken met Rome, zoals Luther zou doen, kon en wilde Erasmus niet.
Voor geïnteresseerde schapen die verder willen grazen op internet: zie onder meer het venster over Erasmus in de Canon van Nederland, het artikel in Wikipedia en de biografie Erasmus van historicus Johan Huizinga. Het bekendste boek van Erasmus is Moriae Encomium sive Stultitiae laus (1511), in vertaling: ‘Lof der zotheid’. Hierin worden ironisch allerlei menselijke dwaasheden geprezen. Het boven afgebeelde portret werd in 1523 geschilderd door Hans Holbein de Jonge (nu in het Musée du Louvre, Parijs).
André Bouwman